Het algemene formaat van een instellingenbestand is vrij
eenvoudig. Elke regel bevat een sleutelwoord en
één of meer argumenten. Omwille van de eenvoud
bevatten de meeste regels maar één argument. Alles
wat na een #
komt, wordt als commentaar
beschouwd en genegeerd. De volgende gedeelten beschrijven elk
sleutelwoord, in het algemeen in dezelfde volgorde als
GENERIC
, alhoewel sommige samenhangende
sleutelwoorden gegroepeerd zijn in een enkel gedeelte (zoals
Netwerken) zelfs al staan ze verspreid in het bestand
GENERIC
.
Een uitputtende lijst van architectuurafhankelijke opties en
apparaten staat in het bestand NOTES
, dat in
dezelfde map staat als het bestand GENERIC
.
Architectuuronafhankelijke opties staan in
/usr/src/sys/conf/NOTES
.
Een nieuwe directief include
is beschikbaar
om te gebruiken in
instellingenbestanden. Hiermee kan een ander instellingenbestand logisch
in het huidige worden opgenomen, waardoor het eenvoudig wordt om kleine
veranderingen relatief aan een bestaand bestand te onderhouden. Als u
bijvoorbeeld een GENERIC
kernel nodig heeft met
slechts een klein aantal aanvullende opties of stuurprogramma's, hoeft u
hiermee slechts een delta ten opzichte van GENERIC te onderhouden:
Veel beheerders zullen aanzienlijke voordelen in dit model zien
vergeleken met de vroegere gewoonte om instellingenbestanden vanuit het
niets te schrijven: het lokale instellingenbestand zal alleen lokale
verschillen uitdrukken ten opzichte van een GENERIC
kernel en wanneer upgrades worden uitgevoerd zullen nieuwe mogelijkheden
die aan GENERIC
zijn toegevoegd ook aan de lokale
kernel worden toegevoegd tenzij dit expliciet verhinderd wordt met
nooptions
of nodevice
. De rest van
dit hoofdstuk behandelt de inhoud van een typisch instellingenbestand en
de verschillende rollen die opties en apparaten spelen.
Draai het volgende commando als root
om
een bestand te bouwen dat alle beschikbare opties bevat, wat
normaliter voor testdoeleinden gedaan wordt:
#
cd /usr/src/sys/i386
/conf && make LINT
Het volgende is een voorbeeld van het
kernelinstellingenbestand GENERIC
met
aanvullend commentaar omwille van de helderheid. Dit voorbeeld
is redelijk gelijk aan de versie in
/usr/src/sys/
.i386
/conf/GENERIC
Dit is de architectuur van de machine. Het moet
één van amd64
,
i386
,
ia64
, pc98
,
powerpc
of sparc64
zijn.
Bovenstaande optie geeft het type CPU aan dat in een systeem
zit. De CPU-regel kan meerdere keren voorkomen (als bijvoorbeeld
onbekend is of I586_CPU
of
I686_CPU
gebruikt moet worden), maar voor een
aangepaste kernel is het beter om alleen de aanwezige CPU aan te
geven. Als er twijfel bestaat over het type CPU, kan het bestand
/var/run/dmesg.boot
worden bekeken voor de
opstartberichten.
Dit is de identificatie van de kernel. Dit moet veranderd
worden in de naam van de kernel, dus
als de
instructies van de voorgaande voorbeelden gevolgd zijn. De waarde
in de string MIJNKERNEL
ident
wordt afgebeeld wanneer de
kernel opstart, dus is het handig om de nieuwe kernel een andere
naam te geven als deze apart moet worden gehouden van de
gebruikelijke kernel (als er bijvoorbeeld een experimentele kernel
gebouwd wordt).
device.hints(5) wordt gebruikt om opties van de
programma's die de apparaten aansturen in te stellen. De
standaardplaats die loader(8) controleert tijdens het
opstarten is /boot/device.hints
. Met de
optie hints
is het mogelijk om deze
aanwijzingen statisch in de kernel te compileren, waardoor er
geen noodzaak is om een bestand device.hints
in /boot
aan te maken.
Het normale bouwproces van FreeBSD voegt debuginformatie toe
wanneer de kernel met de optie -g
gebouwd wordt,
wat debuginformatie doorgeeft aan gcc(1).
De standaard taakplanner voor FreeBSD. Laat dit staan.
Sta toe dat threads in de kernel worden gepreëmpt door threads met een hogere prioriteit. Het help bij interactiviteit en staat toe dat interruptthreads eerder draaien in plaats van te moeten wachten.
Netwerkondersteuning. Laat dit aanstaan, zelfs als een verbinding met een netwerk niet gepland is. De meeste programma's hebben tenminste een teruglusnetwerk nodig (dat wil zeggen het maken van netwerkverbindingen binnen de PC), dus dit is eigenlijk verplicht.
Dit zet de IPv6-communicatieprotocollen aan.
Dit is het basisbestandssysteem voor de harde schijf. Laat dit erin staan als er vanaf de harde schijf wordt opgestart.
Deze optie zet softupdates in de kernel aan en helpt om de
schijftoegang voor schrijven te verhogen. Zelfs als deze
functionaliteit door de kernel geleverd wordt, moet die voor
specifieke schijven worden aangezet. Bekijk de uitvoer van
mount(8) om te zien of softupdates aanstaat voor de
systeemschijven. Als de optie soft-updates
niet zichtbaar is, dient deze geactiveerd te worden met behulp
van tunefs(8) voor bestaande bestandssystemen of
newfs(8) voor nieuwe bestandssystemen.
Met deze optie wordt de ondersteuning voor toegangscontrolelijsten aangezet. Hiervoor zijn uitgebreide attributen en UFS2 nodig. Een en ander wordt in detail beschreven in Paragraaf 15.11, “Bestandssysteem toegangscontrolelijsten (ACLs)”. ACL's staan standaard aan en moeten niet uitgezet worden in de kernel als ze al eerder op een bestandssysteem zijn gebruikt, omdat dit de toegangscontrolelijsten verwijdert en hierdoor de manier waarop bestanden beschermd worden op onvoorspelbare wijze verandert.
Deze optie bevat functionaliteit om schijfoperaties op grote mappen te versnellen, ten koste van extra geheugen. Deze staat normaalgesproken, zoals voor een grote server of interactief werkstation, aan en wordt uitgezet als FreeBSD op een kleiner systeem wordt gebruikt waar geheugen het belangrijkste en schijfsnelheid minder belangrijk is, zoals voor een firewall.
Deze optie zet ondersteuning aan voor een virtuële schijf die in het geheugen wordt geïmplementeerd en als rootapparaat wordt gebruikt.
Het netwerkbestandssysteem. Dit kan weggelaten worden tenzij er gepland is om partities te aan te koppelen van een UNIX® bestandsserver over TCP/IP.
Het MS-DOS® bestandssysteem. Dit kan veilig weggelaten
worden, tenzij er gepland is om een DOS-geformatteerde partitie
van de harde schijf tijdens het opstarten aan te koppelen. Het
wordt automatisch geladen als er voor de eerste keer een
DOS-partitie wordt aangekoppeld, zoals boven beschreven.
Bovendien geeft de uitstekende software emulators/mtools
toegang tot
DOS-floppies zonder dat ze aangekoppeld en afgekoppeld moeten
worden en heeft het MSDOSFS
helemaal niet
nodig.
Het ISO 9960-bestandssysteem voor CD-ROMs. Commentarieer dit uit als er geen CD-ROM drive aanwezig is of als er slechts af en toe gegevens-CD-ROMs aangekoppeld worden (aangezien het dynamisch geladen wordt als er voor de eerste keer een gegevens-CD-ROM aangekoppeld wordt). Audio-CD's hebben dit bestandssysteem niet nodig.
Het procesbestandssysteem. Dit is een “als-of”
bestandssysteem, aangekoppeld op /proc
, dat
programma's als ps(1) in staat stelt om meer informatie over
de draaiende processen te geven. Het is in de meeste
omstandigheden niet nodig om PROCFS
te
gebruiken, omdat de meeste debug- en monitorgereedschappen zijn
aangepast om zonder PROCFS
te draaien:
installaties koppelen dit bestandssysteem standaard niet aan.
Kernels die PROCFS
gebruiken moeten ook
ondersteuning voor PSEUDOFS
opnemen.
Voegt ondersteuning voor GUID Partitietabellen toe. GPT biedt de mogelijkheid om een groot aantal partities per schijf te hebben, 128 is de standaardconfiguratie.
Compatibiliteit met 4.3BSD. Laat dit aanstaan. Sommige programma's gedragen zich vreemd als dit uitgecommentarieerd wordt.
Deze optie is nodig om ondersteuning te bieden aan applicaties die gecompileerd zijn op oudere versies van FreeBSD en gebruik maken van oudere systeemaanroep-interfaces. Het is aanbevolen dat deze optie gebruikt wordt op alle i386™ systemen die mogelijk oudere applicaties draaien. Voor platformen die pas in 5.X ondersteuning verwierven, zoals ia64 en SPARC64®, is deze optie niet nodig.
Deze optie is vereist om ondersteuning te geven aan applicaties die gecompileerd zijn op FreeBSD 5.X die gebruik maken van de systeemaanroepinterfaces van FreeBSD 5.X.
Deze optie is vereist om ondersteuning te geven aan applicaties die gecompileerd zijn op FreeBSD 6.X die gebruik maken van de systeemaanroepinterfaces van FreeBSD 6.X.
Deze optie is vereist om ondersteuning te geven aan applicaties die gecompileerd zijn op FreeBSD 7.X die gebruik maken van de systeemaanroepinterfaces van FreeBSD 7.X.
Dit zorgt ervoor dat de kernel vijf seconden wacht voordat die elk SCSI-apparaat in het systeem onderzoekt. Als er alleen IDE-harde schijven zijn, kan deze optie genegeerd worden, anders kan geprobeerd worden dit getal te verlagen, om het opstarten te versnellen. Uiteraard moet deze waarde weer verhoogd worden als FreeBSD problemen heeft om de SCSI-apparaten te herkennen.
Dit schakelt kernelondersteuning voor het volgen processen in, wat handig is tijdens debuggen.
Deze optie biedt System V gedeeld geheugen. Meestal wordt dit wegens de XSHM-uitbreiding in X gebruikt, waar door vele grafische programma's automatisch gebruik van wordt gemaakt voor extra snelheid. Als X gebruik wordt, is het raadzaam om dit op te nemen.
Dit biedt ondersteuning voor System V berichten. Ook deze optie voegt slechts een paar honderd bytes aan de kernel toe.
Dit biedt ondersteuning voor System V semaforen. Het wordt minder vaak gebruikt, maar voegt slechts een paar honderd bytes aan de kernel toe.
De optie -p
van het commando ipcs(1)
geeft een lijst van alle processen die een van deze
System V faciliteiten gebruikt.
Dit biedt real-time-uitbreidingen die in de 1993 POSIX® zijn toegevoegd. Bepaalde applicaties in de Portscollectie gebruiken deze (zoals StarOffice™).
Deze optie is nodig om apparaatknooppunten voor het
toetsenbord aan te maken in /dev
.
Giant is de naam van een wederzijds uitsluitingsmechanisme
(een sleep mutex) dat een grote verzameling kernelbronnen
beschermt. Vandaag de dag is dit een onacceptabele
prestatie-bottleneck die actief door sloten wordt vervangen die
individuele bronnen beschermen. De optie
ADAPTIVE_GIANT
zorgt ervoor dat Giant in de
verzamelingen van mutexen wordt opgenomen waar actief wordt
opgespind. Dit betekent dat wanneer een thread de Giant-mutex
wil nemen, maar die reeds door een thread op een andere CPU
genomen is, de eerste thread blijft draaien en wacht tot er een
slot vrijkomt. Normaalgesproken zou de thread weer gaan slapen
en wachten op de volgende kans om te draaien. Laat dit er in
geval van twijfel instaan.
Merk op dat in FreeBSD 8.0-RELEASE en later alle mutexen
standaard adaptief zijn, tenzij ze expliciet op niet-adaptief
zijn gezet door met de optie
NO_ADAPTIVE_MUTEXES
te compileren. Een
gevolg is dat Giant nu standaard adaptief is, en dat de optie
ADAPTIVE_GIANT
uit de kernelinstellingen is
verwijderd.
Het apic-apparaat zet de ondersteuning voor I/O-APIC voor het
afleveren van interrupts aan. Het apic-apparaat kan zowel in UP-
als in SMP-kernels gebruikt worden, maar is noodzakelijk voor
SMP-kernels. Voeg options SMP
toe om
ondersteuning voor meerdere processoren op te nemen.
Het apic-apparaat bestaat alleen in de i386-architectuur, deze instelregel dient niet op andere architecturen gebruikt te worden.
Neem dit op voor een EISA-moederbord. Dit zet ondersteuning voor zelfdetectie en -instelling aan voor alle apparaten op de EISA-bus.
Neem dit op voor een PCI-moederbord. Dit zet ondersteuning voor zelfdetectie van PCI-kaarten en gatewaying van PCI-naar-ISA-bus aan.
Dit is de controller voor de floppydrive.
Dit stuurprogramma biedt ondersteuning aan alle ATA- en
ATAPI-apparaten. Er is slechts één device
ata
-regel nodig om de kernel alle PCI
ATA/ATAPI-apparaten te laten ontdekken op moderne
machines.
Dit is samen met device ata
nodig voor ATA
schijven.
Dit is samen met device ata
nodig voor ATA
RAID-schijven.
Dit is samen met device ata
nodig voor
ATAPI CD-ROM drives.
Dit is samen met device ata
nodig voor
ATAPI floppydrives.
Dit is samen met device ata
nodig voor
ATAPI tapedrives.
Dit zorgt ervoor dat de controller statisch nummert. Zonder deze optie worden nummers dynamisch toegewezen.
SCSI controllers. Commentarieer de regels uit voor apparaten
die niet in het systeem aanwezig zijn. Als het een systeem met
alleen IDE apparaten betreft, kunnen ze allemaal weggelaten
worden. De regels met *_REG_PRETTY_PRINT
zijn
debugopties voor hun respectievelijke stuurprogramma's.
SCSI-aanhangsels. Ook hier geldt dat apparaten die niet aanwezig zijn uitgecommentarieerd kunnen worden, of als alleen IDE-hardware aanwezig is, ze allemaal weggelaten kunnen worden.
Het USB-stuurprogramma umass(4) en enkele andere stuurprogramma's gebruiken het SCSI-subsysteem, alhoewel ze geen echte SCSI-apparaten zijn. Daarom mag SCSI-ondersteuning niet verwijderd worden als dit soort stuurprogramma's in de kernelinstellingen worden opgenomen.
Ondersteunde RAID-controllers. Als een van deze niet aanwezig is, kan deze uitgecommentarieerd of verwijderd worden.
De toetsenbordcontroller (atkbdc
) biedt
I/O-diensten aan voor het AT-toetsenbord en het PS/2-type van
aanwijsapparaten. Deze controller is noodzakelijk voor het
toetsenbordstuurprogramma (atkbd
) en het
PS/2-aanwijsapparaatstuurprogramma
(psm
).
Het stuurprogramma atkbd
biedt samen met
de controller atkbdc
toegang tot het
AT84-toetsenbord of het uitgebreide AT-toetsenbord dat verbonden
is met de controller voor het AT-toetsenbord.
Dit apparaat kan gebruikt worden als de muis in de PS/2-muispoort wordt geplugd.
Basisondersteuning voor multiplexing van toetsenborden. Als u niet van plan bent om meerdere toetsenborden op het systeem te gebruiken, kunt u deze regel veilig verwijderen.
Het stuurprogramma voor de videokaart.
Een splash-scherm tijdens het opstarten! Screensavers hebben deze optie ook nodig.
sc
is het standaard consolestuurprogramma
en lijkt op een SCO-console. Aangezien de meeste programma's die
met een volledig scherm werken de console via een
terminaldatabase zoals termcap
benaderen,
moet het niet uitmaken of dit of vt
, het
VT220
-compatibele consolestuurprogramma,
gebruikt wordt. Wanneer er aangemeld wordt, dient de variabele
TERM
op scoansi
gezet worden
indien programma's die met een volledig scherm werken problemen
hebben om met dit console te draaien.
Dit is een VT220-compatibel consolestuurprogramma,
achterwaarts compatibel met de VT100/102. Het werkt goed op
enkele laptops die hardware-incompatibiliteiten hebben met
sc
. Ook dient de variabele
TERM
op vt100
of
vt220
gezet te worden bij het aanmelden. Dit
stuurprogramma kan ook nuttig zijn wanneer er verbinding wordt
gemaakt met een groot aantal verschillende machines in een
netwerk, waarbij de ingangen termcap
of
terminfo
voor het apparaat
sc
vaak niet beschikbaar zijn.
vt100
is op bijna elk platform
beschikbaar.
Neem dit op als er een AGP-kaart in het systeem aanwezig is. Dit zet ondersteuning voor AGP aan, en ondersteuning voor AGP GART voor borden die deze mogelijkheden hebben.
Ondersteuning voor geavanceerd energiebeheer (Advanced Power
Management). Dit is nuttig voor laptops, alhoewel dit
standaard uitgeschakeld is in GENERIC
.
Het stuurprogramma voor het timerapparaat voor energiebeheergebeurtenissen, zoals APM en ACPI.
Ondersteuning voor PCMCIA. Dit is wenselijk voor laptopgebruikers.
Dit zijn de seriële poorten waarnaar in de wereld van
MS-DOS®/Windows® verwezen wordt als
COM
-poorten.
Als er een intern modem op COM4
en
een seriële poort op COM2
aanwezig is, moet het IRQ van het modem in 2 worden veranderd
(om duistere technische redenen geldt dat IRQ2 = IRQ9) om er
vanuit FreeBSD toegang toe te krijgen. Als er een multipoort
seriële kaart aanwezig is, staat in sio(4) meer
informatie over de juiste waarden die aan
/boot/device.hints
toegevoegd moeten
worden. Sommige videokaarten (vaak gebaseerd op S3 chips)
gebruiken IO-adressen van de vorm 0x*2e8
, en
omdat vele goedkope serieële kaarten de 16-bits
IO-adresruimte niet volledig decoderen, botsen ze met deze
kaarten waardoor de COM4
-poort
praktisch onbruikbaar is.
Elke serieële poort moet een uniek IRQ hebben (tenzij
er gebruik wordt gemaakt van een van de multipoortkaarten
waarbij gedeelde interrupts ondersteund worden), dus kunnen de
standaard IRQ's voor COM3
en
COM4
niet gebruikt worden.
Dit is de interface voor de parallelle poort op de ISA-bus.
Biedt ondersteuning voor de parallelle poortbus.
Ondersteuning voor parallelle poort-printers.
Alle van de bovenstaande drie zijn noodzakelijk om ondersteuning voor parallelle printers aan te zetten.
De algemene I/O (“geek-poort”) + IEEE1284 I/O.
Dit is voor een Iomega Zipdrive. Hiervoor is ondersteuning
voor scbus
en da
nodig. De
beste prestaties worden gehaald met poorten in EPP
1.9-modus.
Dit dient uitgecommentarieerd te worden indien er een “domme” seriële of parallelle PCI-kaart aanwezig is die ondersteund wordt door het puc(4) verbindingsstuurprogramma.
Verscheidene PCI-netwerkkaartstuurprogramma's. Degenen die niet in het systeem aanwezig zijn kunnen uitgecommentarieerd of verwijderd worden.
Ondersteuning voor MII-bus is noodzakelijk voor sommige PCI
10/100 Ethernet-NICs, namelijk voor diegenen die MII-geldige
transceivers gebruiken of interfaces voor transceiverbesturing
implementeren die als een MII werken. Door device
miibus
aan de kernelinstellingen toe te voegen wordt
de ondersteuning voor de generieke miibus-API en voor alle
PHY-stuurprogramma's opgenomen, waaronder een generieke voor
PHYs die niet specifiek door een individueel stuurprogramma
worden behandeld.
Stuurprogramma's die gebruik maken van de MII bus-controllercode.
ISA Ethernetstuurprogramma's. In
/usr/src/sys/
staan details over welke kaarten door welk stuurprogramma
ondersteund worden.i386
/conf/NOTES
Generieke 802.11 ondersteuning. Deze regel is vereist voor draadloos netwerken.
Crypto-ondersteuning voor 802.11-apparaten. Deze regels zijn nodig als u van plan bent om versleuteling en 802.11i-beveiligingsprotocollen te gebruiken.
Ondersteuning voor verscheidene draadloze kaarten.
Dit is het generieke teruglusapparaat voor TCP/IP. Als
telnet of FTP op localhost
(ook bekend als
127.0.0.1
) gebruikt wordt, loopt
dat via dit apparaat. Dit is verplicht.
Cryptografisch veilige willekeurige getallengenerator.
ether
is allen noodzakelijk als er een
Ethernetkaart aanwezig is. Het bevat code voor het generieke
Ethernetprotocol.
sl
dient voor SLIP-ondersteuning. Dit is
bijna geheel overgenomen door PPP, wat eenvoudiger is op te
zetten, beter geschikt is voor modem-naar-modem-verbindingen en
krachtiger is.
Dit dient voor PPP-ondersteuning van inbelverbindingen door
de kernel. Er is ook een versie van PPP als gebruikersapplicatie
geïmplementeerd die tun
gebruikt en meer
flexibiliteit en mogelijkheden biedt zoals demand-bellen.
Dit wordt gebruikt door de gebruikers-PPP-software. In PPP staat meer informatie.
Dit is een “pseudo-terminal” of gesimuleerde
aanmeldpoort. Die wordt gebruikt door binnenkomende sessies van
telnet
en rlogin
, door
xterm en voor sommige andere
applicaties zoals Emacs.
Pseudo-apparaten die een schijf in het geheugen implementeren.
Dit implementeert IPv6-over-IPv4-tunneling,
IPv4-over-IPv6-tunneling, IPv4-over-IPv4-tunneling en
IPv6-over-IPv6-tunneling. Het apparaat gif
is
“zelfklonend” en zal naar behoefte
apparaatknooppunten aanmaken.
Dit pseudo-apparaat onderschept pakketten die ernaar verzonden worden en leidt ze om naar het IPv4/IPv6-vertaaldaemon.
Dit is het Berkeley Pakketfilter. Dit pseudo-apparaat staat netwerkinterfaces toe om in luistermodus gezet te worden, zodat elk pakket op een uitzendnetwerk (bijvoorbeeld een Ethernet) onderschept wordt. Deze pakketten kunnen naar schijf onderschept en/of onderzocht worden met het programma tcpdump(1).
Het apparaat bpf(4) wordt ook gebruikt door dhclient(8) om het IP-adres van de standaardrouter (gateway) te verkrijgen, enzovoorts. Als DHCP gebruikt wordt, dient dit ingeschakeld te blijven.
Ondersteuning voor verscheidene USB-apparaten.
Ondersteuning voor verscheidene Firewire-apparaten.
Meer informatie en aanvullende apparaten die door FreeBSD
ondersteund worden staan in
/usr/src/sys/
.i386
/conf/NOTES
Sommige machines (PAE) hebben meer geheugen nodig dan limiet van 4 gigabyte op User+Kernel Virtual Adress (KVA) ruimte. Vanwege deze limiet voegde Intel ondersteuning toe voor toegang tot 36-bits fysieke adresruimte in de Pentium® Pro en nieuwere lijn van CPU's.
De Physical Address Extension (PAE)
mogelijkheden van de Intel® Pentium® Pro en nieuwere CPU's
staan geheugenhoeveelheden toe tot 64 gigabyte. FreeBSD biedt
ondersteuning voor deze mogelijkheid via de kernelinsteloptie
PAE
, die beschikbaar is in alle recent
uitgegeven versies van FreeBSD. Vanwege de beperkingen van de
geheugenarchitectuur van Intel wordt er geen onderscheid
gemaakt tussen geheugen boven of beneden 4 gigabytes. Geheugen
dat boven de 4 gigabytes is toegewezen wordt gewoon bij het
beschikbare gevoegd.
Om ondersteuning voor PAE in de kernel aan te zetten, dient de volgende regel aan het kernelinstellingenbestand te worden toegevoegd:
De ondersteuning voor PAE in FreeBSD is alleen beschikbaar voor Intel® IA-32-processoren. Ook dient opgemerkt te worden dat ondersteuning voor PAE nog niet wijdverbreid getest is en als betakwaliteit beschouwd dient te worden vergeleken met andere stabiele kenmerken van FreeBSD.
Ondersteuning voor PAE in FreeBSD heeft enige beperkingen:
Een proces kan niet meer dan 4 gigabyte VM-ruimte krijgen;
Apparaatstuurprogramma's die geen gebruik maken van de bus_dma(9)-interface zullen gegevenscorruptie veroorzaken in een kernel die PAE aan heeft staan en hun gebruik wordt afgeraden. Om deze reden wordt er de kernelinstellingenbestand voor de PAE-kernel geleverd met FreeBSD, dat alle stuurprogramma's uitsluit waarvan niet bekend is dat ze werken in een kernel die PAE aan heeft staan;
Sommige systeeminstellingen bepalen het
geheugenbronverbruik aan de hand van de hoeveelheid
beschikbaar fysiek geheugen. Zulke instellingen kunnen
onnodig veel toewijzen vanwege de grote hoeveelheid
geheugen in een PAE systeem. Een
voorbeeld hiervan is de sysctl
kern.maxvnodes
, die het maximum aantal
vnodes dat in de kernel aanwezig mag zijn beheert. Het is
aan te raden om deze en andere van dit soort instellingen
aan te passen aan een redelijke waarde;
Het kan nodig zijn om de virtuele kerneladresruimte
(KVA) te vergroten of om het aantal
kernelbronnen dat veel gebruikt wordt (zie boven) te
verminderen om zo uitputting van KVA te
voorkomen. De kerneloptie KVA_PAGES
kan
gebruikt worden om de KVA-ruimte te
vergroten.
Om prestatie- en stabiliteitsredenen is het aan te raden om tuning(7) te raadplegen. pae(4) bevat bijgewerkte informatie over de ondersteuning voor PAE in FreeBSD.