IBM® Support Assistant Lite



Inhoudsopgave

Inleiding
Stap voor stap
Installatie van tool
    Tool installeren
Syntaxis voor tool
    Omgevingsvariabele JAVA_HOME instellen
    De tool starten in de Swing GUI-modus
    De tool starten in opdrachtregelconsolemodus
    Locatie van bestanden die zijn gemaakt tijdens de uitvoering
    Interactie met tool in Swing GUI-modus
    Controle van ZIP-bestand met verzamelde gegevens
    Interactie met tool in opdrachtregelconsolemodus
    Versiegegevens vaststellen
    Proxyondersteuning voor HTTPS-uploads
Merken

Inleiding

® Support Assistant Lite wordt meegeleverd als hulpmiddel voor het oplossen van problemen met IBM-softwareproducten. De tool is bedoeld op de automatische verzameling van probleemgegevens. Het programma biedt ook symptoomanalyse-ondersteuning voor de verschillende categorieën problemen die zouden kunnen optreden in IBM-softwareproducten. Er wordt informatie met betrekking tot een probleemtype verzameld en geanalyseerd om de oorsprong van het probleem te identificeren. De tool helpt klanten door de tijd te verkorten die het reproduceren van een probleem met de juiste traceerniveaus in beslag neemt, en door de logboekgegevens ten behoeve van IBM Support voor u te verzamelen en te verzenden. In deze handleiding vindt u informatie over de manier waarop u aan de slag kunt gaan met IBM Support Assistant Lite.


Stap voor stap

In de meeste gevallen kunt u door het uitvoeren van de onderstaande stappen de tool installeren en in gebruik nemen. Wanneer u op problemen stuit, of als u meer informatie wilt hebben over een van deze stappen, raadpleegt u de gedeelten die na dit gedeelte volgen.

  1. Installeer de tool door het uitpakken van de bestanden uit het archiefbestand dat u hebt gedownload.
  2. Voer de tool uit in de GUI-modus of de opdrachtregelconsolemodus.

Installatie van tool

Tool installeren

In alle gevallen is de installatie van de IBM Support Assistant Lite-tool een kwestie van het uitpakken van de bestanden uit het archiefbestand dat u hebt gedownload. De bestanden kunnen worden uitgepakt op elke gewenste locatie op het systeem waarop u de tool wilt uitvoeren. Hierdoor wordt er een subdirectory met de naam \ISALite gemaakt in deze doeldirectory.


Syntaxis voor tool

Omgevingsvariabele JAVA_HOME instellen

Ongeacht of u IBM Support Assistant Lite in de GUI-modus of in de opdrachtregelconsolemodus wilt gebruiken, is de procedure om de tool te starten hetzelfde: u roept het desbetreffende startscript op vanaf een opdrachtregel. In het geval u op een Windows-systeem werkt, zijn deze startscripts batchbestanden. Voor de overige omgevingen zijn het shellscripts.

Aangezien de tool is geïmplementeerd als Java-toepassing, is het een vereiste om de omgevingsvariabele JAVA_HOME in te stellen voordat de tool kan worden gestart. Als Java niet in het PATH voorkomt, moet u de omgevingsvariabele JAVA_HOME handmatig instellen. Voor de IBM Support Assistant Lite-tool is JRE met versienummer 1.4.2 of hoger (1.5 of hoger op Windows 7 64 bits) vereist, dus u moet eerst controleren of er een geschikte JRE is geïnstalleerd op het systeem waarop de tool zal worden gebruikt. Als dat het geval is, moet u een bij het besturingssysteem passende opdracht opgeven om de variabele JAVA_HOME naar deze JRE te laten verwijzen. De Microsoft JVM/JDK en gij (GNU libgcj) worden niet ondersteund. Voorbeeld: Als u jdk1.4.2 hebt geïnstalleerd in c:\jre1.4.2 op een Windows-platform, stelt u JAVA_HOME in met de volgende opdracht:

SET JAVA_HOME=c:\jre1.4.2

Op een Linux-, AIX-, HP-UX- of Solaris-platform, is de exacte opdrachtsyntaxis voor het instellen van JAVA_HOME afhankelijk van de door u gebruikte shell. Als u bijvoorbeeld de bash-shell gebruikt en u hebt de JDK geïnstalleerd in /opt/jre142, stelt u JAVA_HOME in met de volgende opdracht:

export JAVA_HOME=/opt/jre142

Nadat u de tool hebt geïnstalleerd in een van de standaardlocaties, kan het gebeuren dat het programma niet wordt gestart en u het volgende foutbericht ontvangt "ERROR: This tool requires JRE 1.4.2 or greater to run." Dit bericht geeft aan dat de JRE van een lager niveau is dan 1.4.2. In dit geval moet u de variabele JAVA_HOME handmatig instellen op een JRE van het juiste niveau.

De tool starten in GUI-modus

U moet het volgende startscript uitvoeren:

De tool starten in opdrachtregelconsolemodus

als er geen GUI beschikbaar is, moet de tool automatisch worden gestart in opdrachtregelmodus. Als de consolemodus de voorkeur heeft, zelfs indien er een GUI beschikbaar is, geef dan op de opdrachtregel "-console" op. In sommige gevallen is het niet mogelijk om te bepalen of er een GUI beschikbaar is, en wordt de tool niet gestart. In deze gevallen moet de tool opnieuw worden gestart door het opgeven van "-console".

Locatie van bestanden die zijn gemaakt tijdens de uitvoering

Standaard wordt de installatiedirectory van ISA Lite gebruikt voor het opslaan van bestanden die zijn gemaakt tijdens de uitvoering. Op sommige systemen kan de installatiedirectory van ISA Lite alleen worden gelezen. In dit geval gebruikt u de parameter -useHome. Door deze parameter worden tijdelijke bestanden weggeschreven naar de tijdelijke directory van deze systemen, en worden persistente bestanden weggeschreven naar de hoofddirectory van de gebruiker.

Interactie met tool in GUI-modus

Wanneer IBM Support Assistant Lite is gestart in GUI-modus, wordt de hieronder weergegeven grafische interface afgebeeld.

Voordat de tool kan worden gebruikt voor het verzamelen en analyseren van gegevens, moet u eerst een probleemtype selecteren in het venster Probleemtype, zoals hieronder aangegeven.

 

 

Afgezien van het probleemtype, is de enige andere waarde die u moet opgeven in de hoofd-GUI een bestandsnaam voor het ZIP-bestand met de verzamelde gegevens. U kunt elke gewenste naam opgeven voor het bestand: geef bijvoorbeeld de bestandsnaam Installatie_mislukt_2010_01_03 op. Als u geen extensie opgeeft, wordt automatisch de extensie "zip" toegevoegd. Als u echter een PMR hebt geopend voor het probleem waarvoor u de verzameling uitvoert, en als u de verzamelresultaten automatisch via FTP verzendt naar IBM Support, gebruikt de tool bij de FTP-overdracht een specifieke naamgevingsconventie die vereist wordt door IBM Support: de bestandsnaam moet beginnen met drie specifieke velden: <PMR-nummer>.<vestigingsnummer>.<landcode>.<korte beschrijving>.zip. Een voorbeeld van een bestandsnaam van dit type is 34143.055.000.logs.zip. Voor compatibiliteit met een eerdere indeling, worden komma's ook geaccepteerd in plaats van de eerste drie punten (maar niet in plaats van de vierde punt voorafgaand aan de extensie "zip"). Punten verdienen echter de voorkeur als begrenzingsteken.

Als deze waarden zijn ingevuld, is de volgende stap het klikken op de knop Gegevens verzamelen. Terwijl het verzamelscript wordt uitgevoerd, wordt u gevraagd om aanvullende gegevens die vereist zijn om de verzamelactiviteiten te voltooien. Ook kunt u gevraagd worden om configuratiegegevens, informatie over de reeks gebeurtenissen die hebben geleid tot uw probleem of uw voorkeuren met betrekking tot het voltooien van de verzameling. Zodra het script alle benodigde informatie heeft, wordt de rest van de verzameling verwerkt.

 Wanneer de tool de gegevensverzameling heeft voltooid, kunt u de resultaten verzenden naar IBM Support. U kunt kiezen tussen FTP (onversleuteld) en HTTPS (versleuteld) voor de bestandsoverdracht. De naam van het ZIP-bestand dat wordt verzonden naar IBM Support is de bestandsnaam die is opgegeven in het veld Naam en pad van uitvoerbestand, met daaraan toegevoegd de serverhostnaam en de huidige tijdsaanduiding.

 Voorbeeld: Als de gebruikte naam en het pad van het uitvoerbestand 34143.055.000.logs.zip is, is de naam van het ZIP-bestand dat wordt verzonden naar IBM als volgt:

34143.055.000.logs.zip-<hostnaam>-<huidigeTijdsaanduiding>.zip.

Controle van ZIP-bestand met verzamelde gegevens

De automatisering op de FTP-site ftp.emea.ibm.com van IBM Support is volledig afhankelijk van de conventies voor naamgeving die zijn beschreven in de hoofd-GUI van IBM Support Assistant Lite. Als er een bestand wordt ontvangen met een naam die niet voldoet aan deze conventie, wordt dit bestand nooit gezien door IBM Support. Voordat er een FTP-bewerking wordt uitgevoerd om een verzameld ZIP-bestand te zenden aan ftp.emea.ibm.com, wordt daarom gecontroleerd of de naam van het ZIP-bestand overeenkomt met de naamgevingsregels. Als de bestandsnaam niet afwijkt van de naamgevingsregels, wordt er een voorgrondvenster afgebeeld waarin u de bestandsnaam kunt corrigeren. De huidige conventie voor bestandsnaamgeving voor de FTP-site wordt hieronder weergegeven. De afzonderlijke velden in de samengestelde bestandsnaam worden van elkaar gescheiden door middel van punten. In eerdere versies werden echter komma's als scheidingsteken gebruikt. Aangezien de FTP-site nog steeds bestanden verwerkt met een naam die voldoet aan de eerdere naamgevingsregels, accepteert de controlelogica van IBM ® Support Assistant Lite zowel punten als komma's als scheidingsteken.

Interactie met tool in opdrachtregelconsolemodus

Als IBM Support Assistant Lite wordt uitgevoerd in opdrachtregelconsolemodus, zijn er geen keuzelijsten of invoervelden voor gebruikersinvoer. De opties worden in plaats daarvan als genummerde lijsten afgebeeld, waarbij u het nummer van uw keuze typt en vervolgens op Enter drukt. De invoervelden worden afgebeeld als aanwijzingen, waarbij u uw antwoord opgeeft en op Enter drukt.

U kunt het verzamelprogramma stoppen met de opdracht quit.

Er kan gevraagd worden om bestandsnamen. Op Unix-platforms wordt het gebruik van "~" als aanduiding van de HOME-directory van de gebruiker niet ondersteund. Als het teken "~" wordt gebruikt, wordt er verwezen naar een subdirectory onder de huidige werkdirectory met de naam "~".

De consolemodus biedt ook een functie voor onbewaakte verzameling, waarmee u uw reacties tijdens een consolemodussessie kunt vastleggen in een bestand zodat dit bestand kan worden gebruikt voor het aansturen van toekomstige uitvoeringen van hetzelfde verzamelscript.

Om dit te bereiken, maakt u eerst een "responsbestand" dat de antwoorden op alle vragen bevat voor een bepaalde uitvoering door het gegevensverzamelprogramma. De eerstvolgende keer dat de gegevensverzameling moet worden uitgevoerd, geeft u eenvoudig het responsbestand op bij het starten van de tool en de antwoorden die eerder zijn opgegeven worden gebruikt om alle vragen te beantwoorden. Responsbestanden kunnen ook worden aangepast en gewijzigd om andere antwoorden te gebruiken voor het uitvoeren van verschillende gegevensverzamelingen.

Als u een responsbestand wilt maken, roept u eenvoudig de tool in opdrachtregelconsolemodus op met de optie -record, gevolgd door de naam van het responsbestand. In een Linux-omgeving kunt u bijvoorbeeld het volgende uitvoeren:

./runISALite.sh -console -record respons.txt

Wanneer u de tool uitvoert in deze modus, gaat u naar een gewone interactieve sessie, waar u de antwoorden opgeeft voor de aanwijzingen in het script. Naast het beïnvloeden van de huidige verzameling worden uw antwoorden echter ook opgeslagen in het bestand waarvan u de naam hebt opgegeven. Wanneer de interactieve sessie is voltooid, kunt u dit responsbestand gebruiken om hetzelfde script in de toekomst uit te voeren zonder dat hiervoor expliciet gebruikersinvoer vereist is.

Als u de tool bijvoorbeeld in onbewaakte modus wilt uitvoeren in een UNIX-omgeving met behulp van het responsbestand dat u hebt vastgelegd, geeft u de volgende opdracht op:

./runISALite.sh -console respons.txt

Het responsbestand is een gewoon tekstbestand, zodat u het kunt bewerken om indien nodig de antwoorden van de gebruiker te wijzigen. Als u de tool bijvoorbeeld wilt uitvoeren op een ander systeem dat dat waarvoor het responsbestand is vastgelegd, moet u een aantal van de waarden in het responsbestand aanpassen.

Wanneer u gebruikmaakt van responsbestanden, onthoud dan dat vertrouwelijke informatie, zoals gebruikersnamen en wachtwoorden, opgeslagen kunnen zijn in deze bestanden. Het is dus belangrijk dat u deze bestanden beheert op een manier die ongeautoriseerde toegang tot vertrouwelijke gegevens voorkomt. Bovendien zijn niet alle gegevensverzamelingen geschikt voor de optie voor onbewaakte verzameling. Sommige gegevensverzamelingen vereisen altijd enige interactie met de gebruiker. U zou bijvoorbeeld kunnen worden gevraagd om een probleem te reproduceren tijdens de gegevensverzameling, zodat de desbetreffende logboek- en traceerbestanden worden verzameld. In dat geval kan deze stap tijdens de onbewaakte verzameling niet worden vastgelegd en gereproduceerd.

Onderbrekingen toevoegen aan een responsbestand

Vanaf ISA Lite V1.3.4 is de indeling van het responsbestand gewijzigd, zodat dit beter kan worden gelezen/bewerkt door gebruikers. Het bestand lijkt heel erg op een Java-eigenschappenbestand, met commentaar dat begint met '#' en een reeks sleutelwaardeparen.

Er is nu een manier om onderbrekingen toe te voegen aan deze nieuwe responsbestanden (met gebruik van uw favoriete editor). Hieronder ziet u een kort overzicht van de twee nieuwe sleutels die worden ondersteund:

Opmerkingen

Versiegegevens vaststellen

Standaard wordt de versie van de tool (en de verschillende subcomponenten daarvan) weergegeven op de console vanaf welke deze is gestart. Als het programma wordt uitgevoerd in GUI-modus, zijn versiegegevens ook beschikbaar via de menuoptie Help->Info. Als Java niet beschikbaar is, of de Java-toepassing niet kan worden gestart, kunt u de versie van de tool ook ophalen door de startscripts uit te voeren met de optie "-version".

Wanneer u de optie "-version" gebruikt, geven de startscripts de versiegegevens weer zonder dat de tool daadwerkelijk wordt opgeroepen.

Proxyondersteuning voor HTTPS-uploads

Standaard maken uploads gebruik van een systeemgedefinieerde proxy wanneer een JRE van 1.5 of later wordt gebruikt. Op Windows, gebruikt de JRE de proxyconfiguratie van Internet Explorer. Op Unix gebruikt de JRE de proxyconfiguratie van GNOME 2. Gebruik de optie "-promptForProxy" om deze te negeren en een andere proxy op te geven.

Merken 

IBM, het IBM-logo en AIX zijn merken van International Business Machines Corportation in de Verenigde Staten en/of andere landen:

 Java en alle op Java gebaseerde merken zijn merken van Sun Microsystems, Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Microsoft, Windows, Windows NT en het Windows-logo zijn merken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

UNIX is een geregistreerd handelsmerk van The Open Group in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Linux is een merk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere landen.

HP-UX is een merk van Hewlett-Packard Company.

Andere namen van bedrijven, producten of services zijn mogelijk handelsmerken van andere partijen.